Woxikon / Diccionario / Español Neerlandés / B / breken

ES NL Traducciones del Español al Neerlandés de breken

La búsqueda del término breken ha obtenido 57 resultados
Ir a Neerlandés » Español
NL Neerlandés ES Español
breken (v) [optica] {n} refractar (v) [optica]
breken (v) [transitief] {n} forzar (v) [transitief]
breken (v) [transitief] {n} abrir por la fuerza (v) [transitief]
breken (v) [intransitief] {n} quebrar (v) [intransitief]
breken (v n) [intransitive, of a bone: to crack] {n} quebrar (v n) [intransitive, of a bone: to crack]
NL Neerlandés ES Español
breken (v) [optica] {n} quebrar (v) [optica]
breken (v) [transitief] {n} quebrar (v) [transitief]
breken (v n) [transitive: to separate into (to cause to end up in) two or more pieces] {n} quebrar (v n) [transitive: to separate into (to cause to end up in) two or more pieces]
breken (v) [voorwerp] {n} quebrar (v) [voorwerp]
breken (v) [voorwerpen] {n} quebrar (v) [voorwerpen]
breken (v) [intransitief] {n} rasgarse (v) [intransitief]
breken (v) [optica] {n} rasgarse (v) [optica]
breken (v) [transitief] {n} rasgarse (v) [transitief]
breken (v) [voorwerp] {n} rasgarse (v) [voorwerp]
breken (v) [intransitief] {n} refractar (v) [intransitief]
breken (n v adj) [to break something] {n} reventar (n v adj) [to break something]
breken (v) [transitief] {n} refractar (v) [transitief]
breken (v) [voorwerp] {n} refractar (v) [voorwerp]
breken (n) [algemeen] {n} rotura (n) {f} [algemeen]
breken (n) [algemeen] {n} rompimiento (n) {m} [algemeen]
breken (n) [algemeen] {n} fractura (n) {f} [algemeen]
breken (v) [intransitief] {n} hacer añicos (v) [intransitief]
breken (v) [raam] {n} hacer añicos (v) [raam]
breken (v) [transitief] {n} hacer añicos (v) [transitief]
breken (v) [voorwerpen] {n} hacer añicos (v) [voorwerpen]
breken (v) [intransitief] {n} hacerse pedazos (v) [intransitief]
breken (v) [transitief] {n} hacerse pedazos (v) [transitief]
breken (v) [voorwerpen] {n} hacerse pedazos (v) [voorwerpen]
breken (v) [raam] {n} hacer pedazos (v) [raam]
breken (v) [transitief] {n} romperse (v) [transitief]
breken (v n) [intransitive, of a bone: to crack] {n} romper (v n) [intransitive, of a bone: to crack]
breken (v) [optica] {n} romper (v) [optica]
breken (v) [raam] {n} romper (v) [raam]
breken (v) [transitief] {n} romper (v) [transitief]
breken (v n) [transitive: to cause (a bone) to crack] {n} romper (v n) [transitive: to cause (a bone) to crack]
breken (v n) [transitive: to separate into (to cause to end up in) two or more pieces] {n} romper (v n) [transitive: to separate into (to cause to end up in) two or more pieces]
breken (v) [voorwerp] {n} romper (v) [voorwerp]
breken (v) [voorwerpen] {n} romper (v) [voorwerpen]
breken {n} romperse
breken (v) [intransitief] {n} romperse (v) [intransitief]
breken (v n) [intransitive: to separate into (to end up in) two or more pieces] {n} romperse (v n) [intransitive: to separate into (to end up in) two or more pieces]
breken (v) [koord] {n} romperse (v) [koord]
breken (v) [optica] {n} romperse (v) [optica]
breken (v) [intransitief] {n} romper (v) [intransitief]
breken (v) [voorwerp] {n} romperse (v) [voorwerp]
breken (v) [voorwerpen] {n} romperse (v) [voorwerpen]
breken (v) [transitief] {n} partir (v) [transitief]
breken (v) [intransitief] {n} difractar (v) [intransitief]
breken (v) [optica] {n} difractar (v) [optica]
breken (v) [transitief] {n} difractar (v) [transitief]
breken (v) [voorwerp] {n} difractar (v) [voorwerp]
breken (v) [koord] {n} cortarse (v) [koord]
breken (v) [intransitief] {n} estrellarse (v) [intransitief]
breken (v) [optica] {n} estrellarse (v) [optica]
breken (v) [transitief] {n} estrellarse (v) [transitief]
breken (v) [voorwerp] {n} estrellarse (v) [voorwerp]
breken (n v adj) [alteration of burst] {n} reventar (n v adj) [alteration of burst]

'Traducciones del Neerlandés al Español

NL Sinónimos de breken ES Traducciones
aantasten [slopen] corroer
uitputten [slopen] agotar
ondermijnen [slopen] socavar
knevelen [knechten] amordazar
onderdrukken [knechten] suprimir
onderwerpen [knechten] doblegar
opsplitsen [afbreken] escindir
knikken [knakken] n inclinación de cabeza {f}
knappen [knakken] partirse
barsten [bezwijken] reventar
doorzakken [bezwijken] ahondar
kapot gaan [bezwijken] romperse
het begeven [bezwijken] fallar
scheuren [kapotgaan] rasgar
slijten [kapotgaan] raspar
verbrijzelen [stukslaan] hacer añicos
stukmaken [ruïneren] descomponer
vernielen [ruïneren] romper
verwoesten [ruïneren] romper
slopen [aantasten] romper