La búsqueda del término concluir ha obtenido 61 resultados
ES Español NL Neerlandés
concluir (v) [sujeto] de laatste hand leggen aan (v) [sujeto]
concluir (v) [finalizar] afhandelen (v) [finalizar]
concluir (v) [sujeto] afhandelen (v) [sujeto]
concluir (v) [trato] afhandelen (v) [trato]
concluir (v) [acuerdo] beëindigen (v) [acuerdo]
ES Español NL Neerlandés
concluir (v) [conferencia] beëindigen (v) [conferencia]
concluir (v) [finalizar] beëindigen (v) [finalizar]
concluir (v n adj) [put an end to] beëindigen (v n adj) [put an end to]
concluir (v) [sujeto] beëindigen (v) [sujeto]
concluir (v) [terminar] beëindigen (v) [terminar]
concluir (v) [trato] beëindigen (v) [trato]
concluir (v) [finalizar] tot een einde brengen (v) [finalizar]
concluir (v) [sujeto] tot een einde brengen (v) [sujeto]
concluir (v) [terminar] tot een einde brengen (v) [terminar]
concluir (v) [trato] tot een einde brengen (v) [trato]
concluir (v) [finalizar] de laatste hand leggen aan (v) [finalizar]
concluir (v) [terminar] afmaken (v) [terminar]
concluir (v) [terminar] de laatste hand leggen aan (v) [terminar]
concluir (v) [trato] de laatste hand leggen aan (v) [trato]
concluir (v) [acuerdo] sluiten (v) {n} [acuerdo]
concluir (v) [conferencia] sluiten (v) {n} [conferencia]
concluir (v) [contrato] sluiten (v) {n} [contrato]
concluir (v n adj) [put an end to] sluiten (v n adj) {n} [put an end to]
concluir (v) [sujeto] sluiten (v) {n} [sujeto]
concluir (v) [conferencia] afwikkelen (v) [conferencia]
concluir (v) [sujeto] afwikkelen (v) [sujeto]
concluir (v) [acuerdo] bezegelen (v) [acuerdo]
concluir (v) [acuerdo] bekrachtigen (v) [acuerdo]
concluir (v) [to end] besluiten (v) [to end]
concluir (v) [acuerdo] beklinken (v) [acuerdo]
concluir (v) [to end] concluderen (v) [to end]
concluir (v) [trato] afdoen (v) [trato]
concluir (v) [conferencia] aflopen (v) [conferencia]
concluir (v) [conferencia] afsluiten (v) [conferencia]
concluir (v) [contrato] afsluiten (v) [contrato]
concluir (v) [finalizar] afsluiten (v) [finalizar]
concluir (v) [sujeto] afsluiten (v) [sujeto]
concluir (v) [trato] afsluiten (v) [trato]
concluir (v) [acuerdo] verlopen (v) [acuerdo]
concluir (v) [conferencia] verlopen (v) [conferencia]
concluir (v) [acuerdo] verstrijken (v) [acuerdo]
concluir (v) [conferencia] verstrijken (v) [conferencia]
concluir (v) [acuerdo] expireren (v) [acuerdo]
concluir (v) [conferencia] expireren (v) [conferencia]
concluir (v) [finalizar] afdoen (v) [finalizar]
concluir (v) [sujeto] afdoen (v) [sujeto]
concluir (v) [acuerdo] aflopen (v) [acuerdo]
concluir (v) [To finish off a task completely] afronden (v) {n} [To finish off a task completely]
concluir (v) [conferencia] afronden (v) {n} [conferencia]
concluir (v) [finalizar] afronden (v) {n} [finalizar]
concluir (v) [sujeto] afronden (v) {n} [sujeto]
concluir (v) [terminar] afronden (v) {n} [terminar]
concluir (v) [trato] afronden (v) {n} [trato]
concluir (v) [finalizar] bekronen (v) [finalizar]
concluir (v) [terminar] bekronen (v) [terminar]
concluir (v) [acuerdo] voltooien (v) [acuerdo]
concluir (v) [conferencia] voltooien (v) [conferencia]
concluir (v) [finalizar] voltooien (v) [finalizar]
concluir (v) [sujeto] voltooien (v) [sujeto]
concluir (v) [terminar] voltooien (v) [terminar]
concluir (v) [finalizar] afmaken (v) [finalizar]