Woxikon / Diccionario / Español Neerlandés / V / verklaren

ES NL Traducciones del Español al Neerlandés de verklaren

La búsqueda del término verklaren ha obtenido 52 resultados
Ir a Neerlandés » Español
NL Neerlandés ES Español
verklaren (v) [ophelderen] {n} justificar (v) [ophelderen]
verklaren (v) [uitleggen] {n} explicar (v) [uitleggen]
verklaren (v) [verklaring] {n} explicar (v) [verklaring]
verklaren (v) [verkondigen] {n} explicar (v) [verkondigen]
verklaren (v) [zeggen] {n} explicar (v) [zeggen]
NL Neerlandés ES Español
verklaren (v) [algemeen] {n} esclarecer (v) [algemeen]
verklaren (v) [ophelderen] {n} esclarecer (v) [ophelderen]
verklaren (adj adv v) [to eliminate ambiguity or doubt; to clarify] {n} esclarecer (adj adv v) [to eliminate ambiguity or doubt; to clarify]
verklaren (v) [uitleggen] {n} esclarecer (v) [uitleggen]
verklaren (v) [verklaring] {n} esclarecer (v) [verklaring]
verklaren (v) [verkondigen] {n} esclarecer (v) [verkondigen]
verklaren (v) [zeggen] {n} esclarecer (v) [zeggen]
verklaren (v) [algemeen] {n} justificar (v) [algemeen]
verklaren (v) [report] {n} explicar (v) [report]
verklaren (v) [uitleggen] {n} justificar (v) [uitleggen]
verklaren (v) [verklaring] {n} justificar (v) [verklaring]
verklaren (v) [verkondigen] {n} justificar (v) [verkondigen]
verklaren (v) [zeggen] {n} justificar (v) [zeggen]
verklaren (v) [algemeen] {n} profesar (v) [algemeen]
verklaren (v) [ophelderen] {n} profesar (v) [ophelderen]
verklaren (v) [uitleggen] {n} profesar (v) [uitleggen]
verklaren (v) [verklaring] {n} profesar (v) [verklaring]
verklaren (v) [verkondigen] {n} profesar (v) [verkondigen]
verklaren (v) [zeggen] {n} profesar (v) [zeggen]
verklaren (v) [make clear] {n} elucidar (v) [make clear]
verklaren (v) [make clear] {n} dilucidar (v) [make clear]
verklaren (v) [verklaring] {n} aclarar (v) [verklaring]
verklaren (n v) [declare to be a fact] {n} declarar (n v) [declare to be a fact]
verklaren (v) [ophelderen] {n} declarar (v) [ophelderen]
verklaren (v) [to make a declaration] {n} declarar (v) [to make a declaration]
verklaren (v) [uitleggen] {n} declarar (v) [uitleggen]
verklaren (v) [verklaring] {n} declarar (v) [verklaring]
verklaren (v) [verkondigen] {n} declarar (v) [verkondigen]
verklaren (v) [zeggen] {n} declarar (v) [zeggen]
verklaren (n) [document] {n} certificación (n) {f} [document]
verklaren (v) [algemeen] {n} aclarar (v) [algemeen]
verklaren (v) [ophelderen] {n} aclarar (v) [ophelderen]
verklaren (adj adv v) [to eliminate ambiguity or doubt; to clarify] {n} aclarar (adj adv v) [to eliminate ambiguity or doubt; to clarify]
verklaren (v) [uitleggen] {n} aclarar (v) [uitleggen]
verklaren (v) [algemeen] {n} declarar (v) [algemeen]
verklaren (v) [verkondigen] {n} aclarar (v) [verkondigen]
verklaren (v) [zeggen] {n} aclarar (v) [zeggen]
verklaren (v) [algemeen] {n} clarificar (v) [algemeen]
verklaren (v) [ophelderen] {n} clarificar (v) [ophelderen]
verklaren (adj adv v) [to eliminate ambiguity or doubt; to clarify] {n} clarificar (adj adv v) [to eliminate ambiguity or doubt; to clarify]
verklaren (v) [uitleggen] {n} clarificar (v) [uitleggen]
verklaren (v) [verklaring] {n} clarificar (v) [verklaring]
verklaren (v) [verkondigen] {n} clarificar (v) [verkondigen]
verklaren (v) [zeggen] {n} clarificar (v) [zeggen]
verklaren (v) [algemeen] {n} explicar (v) [algemeen]
verklaren (v) [excuse] {n} explicar (v) [excuse]
verklaren (v) [ophelderen] {n} explicar (v) [ophelderen]

'Traducciones del Neerlandés al Español

NL Sinónimos de verklaren ES Traducciones
uiteenzetten [toelichten] esplicare
staven [beredeneren] dimostrare la fondatezza di
toelichten [beredeneren] spiegare
motiveren [beredeneren] stimolare
uitleggen [opvatten] illustrare
interpreteren [opvatten] interpretare
beweren [bevestigen] affermare
getuigen [bevestigen] testimoniare di
begrijpen [uitleggen] comprendere
opvatten [uitleggen] interpretare
verduidelijken [uitleggen] chiarire
opmerken [meedelen] sottolineare
spreken [meedelen] n parlare {m}
uitspreken [meedelen] n pronunziare
verkondigen [meedelen] professare
vermelden [meedelen] n menzione {f}
vertellen [meedelen] raccontare
zeggen [meedelen] dire
stellen [bekendmaken] immaginare
meedelen [zeggen] trasmettere