La búsqueda del término niet akkoord gaan ha obtenido 4 resultados
Ir a
NL Neerlandés ES Español
niet akkoord gaan (v) [persoon] disentir (v) [persoon]
niet akkoord gaan (v) [persoon] discrepar (v) [persoon]
niet akkoord gaan (v) [persoon] no estar de acuerdo (v) [persoon]
niet akkoord gaan (v) [persoon] desconvenir (v) [persoon]

NL ES Traducciones de niet

niet (adj) [not attached] libre (adj) [not attached]
niet (adj) [not attached] suelto (adj) [not attached]
niet (n v) [wire fastener used to secure stacks of paper] corchete (n v) {m} [wire fastener used to secure stacks of paper]
niet (n v) [wire fastener used to secure stacks of paper] grapa (n v) {f} [wire fastener used to secure stacks of paper]
niet no
niet (o) [algemeen] no (o) [algemeen]
niet (contraction n) [do not] no (contraction n) [do not]
niet (adj) [not available] inasequible (adj) [not available]
niet (v) [to refuse to allow] prohibir (v) [to refuse to allow]
niet (adj) [not available] inaccesible (adj) [not available]

NL ES Traducciones de akkoord

akkoord (n) [algemeen] {n} acuerdo (n) {m} [algemeen]
akkoord (n) [onderhandeling] {n} acuerdo (n) {m} [onderhandeling]
akkoord (n) [politiek] {n} acuerdo (n) {m} [politiek]
akkoord (n) [algemeen] {n} convenio (n) {m} [algemeen]
akkoord (n) [onderhandeling] {n} convenio (n) {m} [onderhandeling]
akkoord (n) [politiek] {n} convenio (n) {m} [politiek]
akkoord (n) [algemeen] {n} trato (n) {m} [algemeen]
akkoord (n) [onderhandeling] {n} trato (n) {m} [onderhandeling]
akkoord (n) [algemeen] {n} pacto (n) {m} [algemeen]
akkoord (n) [onderhandeling] {n} pacto (n) {m} [onderhandeling]

NL ES Traducciones de gaan

gaan (v) [algemeen] irse (v) [algemeen]
gaan (v) [fysische activiteit] irse (v) [fysische activiteit]
gaan (v) [vertrek] irse (v) [vertrek]
gaan (v) [algemeen] marcharse (v) [algemeen]
gaan (v) [fysische activiteit] marcharse (v) [fysische activiteit]
gaan (v) [vertrek] marcharse (v) [vertrek]
gaan ir
gaan (v) [algemeen] ir (v) [algemeen]
gaan (v) [fysische activiteit] ir (v) [fysische activiteit]
gaan (v) [reizen] ir (v) [reizen]