Woxikon / Diccionario / Español Neerlandés / S / schitteren

ES NL Traducciones del Español al Neerlandés de schitteren

La búsqueda del término schitteren ha obtenido 34 resultados
Ir a Neerlandés » Español
NL Neerlandés ES Español
schitteren (v) [licht] chispear (v) [licht]
schitteren (n v) [to sparkle with light] brillar (n v) [to sparkle with light]
schitteren (v) [water] brillar (v) [water]
schitteren (v) [glinsteren] centellar (v) [glinsteren]
schitteren (v) [juwelen] centellar (v) [juwelen]
NL Neerlandés ES Español
schitteren (v) [licht] centellar (v) [licht]
schitteren (v) [water] centellar (v) [water]
schitteren (v) [glinsteren] chispear (v) [glinsteren]
schitteren (v) [juwelen] chispear (v) [juwelen]
schitteren (v) [ogen] brillar (v) [ogen]
schitteren (v) [water] chispear (v) [water]
schitteren (v) [glinsteren] relucir (v) [glinsteren]
schitteren (v) [juwelen] relucir (v) [juwelen]
schitteren (v) [licht] relucir (v) [licht]
schitteren (v) [ogen] relucir (v) [ogen]
schitteren (v) [water] relucir (v) [water]
schitteren (v) [ogen] radiar (v) [ogen]
schitteren (v) [glinsteren] resplandecer (v) [glinsteren]
schitteren (v) [licht] deslumbrar (v) [licht]
schitteren (v) [licht] relumbrar (v) [licht]
schitteren (v) [glinsteren] centellear (v) [glinsteren]
schitteren (v) [juwelen] centellear (v) [juwelen]
schitteren (v) [licht] centellear (v) [licht]
schitteren (n v) [to sparkle with light] centellear (n v) [to sparkle with light]
schitteren (v) [water] centellear (v) [water]
schitteren (v) [licht] oscilar (v) [licht]
schitteren (v) [ogen] irradiar (v) [ogen]
schitteren (v) [juwelen] resplandecer (v) [juwelen]
schitteren (v) [licht] resplandecer (v) [licht]
schitteren (n v) [to sparkle with light] resplandecer (n v) [to sparkle with light]
schitteren (v) [water] resplandecer (v) [water]
schitteren (v) [glinsteren] brillar (v) [glinsteren]
schitteren (v) [juwelen] brillar (v) [juwelen]
schitteren (v) [licht] brillar (v) [licht]

'Traducciones del Neerlandés al Español

NL Sinónimos de schitteren ES Traducciones
glinsteren [fonkelen] reluire
stralen [fonkelen] rayonner de joie
pronken [opvallen] parader
uitblinken [opvallen] dépasser
flikkeren [flakkeren] briller
flakkeren [pinkelen] briller
uitmunten [excelleren] briller
glimmen [glanzen] chatoyer
blinken [glanzen] étinceler