La búsqueda del término Oorsprong van het leven ha obtenido uno resultado
Ir a

NL ES Traducciones de oorsprong

oorsprong (n) [algemeen] {m} origen (n) {m} [algemeen]
oorsprong (n) [begin] {m} origen (n) {m} [begin]
oorsprong (n) [algemeen] {m} principio (n) {m} [algemeen]
oorsprong (n) [begin] {m} principio (n) {m} [begin]
oorsprong (n) [algemeen] {m} comienzo (n) {m} [algemeen]
oorsprong (n) [begin] {m} comienzo (n) {m} [begin]
oorsprong (n) [begin] {m} preludio (n) {m} [begin]
oorsprong (n) [algemeen] {m} génesis (n) {m} [algemeen]
oorsprong (n) [begin] {m} génesis (n) {m} [begin]
oorsprong (n) [the origin, start, or point at which something comes into being] {m} génesis (n) {m} [the origin, start, or point at which something comes into being]

NL ES Traducciones de van

van (v prep) [be the property of] a (v prep) [be the property of]
van (o) [algemeen] por (o) [algemeen]
van (o) [bezit] por (o) [bezit]
van (o) [boeken] por (o) [boeken]
van (o) [oorsprong] por (o) [oorsprong]
van (o) [plaats] por (o) [plaats]
van (o) [tijd] por (o) [tijd]
van de
van (o) [algemeen] de (o) [algemeen]
van (o) [bezit] de (o) [bezit]

NL ES Traducciones de het

het el
het (article adv) [article] el (article adv) [article]
het (o) [bepaald lidwoord] el (o) [bepaald lidwoord]
het (article adv) [used as an alternative to a possessive pronoun before body parts] el (article adv) [used as an alternative to a possessive pronoun before body parts]
het (article adv) [used with the name of a member of a class to refer to all things in that class] el (article adv) [used with the name of a member of a class to refer to all things in that class]
het (article adv) [with a superlative] el (article adv) [with a superlative]
het (v int) [to endeavor to gain someone's affection] jotear (v int) [to endeavor to gain someone's affection] (v int)
het (article adv) [article] la (article adv) [article]
het (o) [bepaald lidwoord] la (o) [bepaald lidwoord]
het (o) [persoonlijk vnw. - lijdend vw.] la (o) [persoonlijk vnw. - lijdend vw.]

NL ES Traducciones de leven

leven (n) [algemeen] {n} existencia (n) {f} [algemeen]
leven (n) [zijn] {n} existencia (n) {f} [zijn]
leven (v) [persoon] {n} habitar (v) [persoon]
leven (v) [verblijfplaats] {n} habitar (v) [verblijfplaats]
leven {n} vivir
leven (v) [persoon] {n} vivir (v) [persoon]
leven (v) [verblijfplaats] {n} vivir (v) [verblijfplaats]
leven (v) [persoon] {n} residir (v) [persoon]
leven (v) [verblijfplaats] {n} residir (v) [verblijfplaats]
leven (v) [persoon] {n} estar vivo (v) [persoon]